Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 18-02-2020

smeren

betekenis & definitie

('sme:rən) (smeerde, heeft gesmeerd)

1. met smeer of iets vettigs bestrijken : boter op het brood -; schoenen, laarzen -; het wagenrad -; dat gaat als gesmeerd, vanzelf; Gemz. hem of ’m -, ervandoor gaan. → boter, hand, honig, keel, lende, maag, pot, rib, rug, stroop.
2. lekker eten en drinken, slampampen : teren en -.

< >