('slijtən) (sleet, gesleten)
I. (heeft) 1. Veroud. splijten, vaneenrijten.
2. door voortdurende wrijving of gebruik, in sterkte enz. doen afnemen : veel schoenen -. → drempel. 3. door voortdurende wrijving in een bepaalde toestand brengen : het water slijt keien glad.
4. door voortdurende wrijving of gebruik veroorzaken : gaten in een broek -.
5. doorbrengen : zijn leven op een bureau -; zijn dagen in lijdelijkheid -.
6.aan de man brengen, kwijtraken : kan ik niets aan iemand -?
7. in het klein verkopen : sterkedrank -.
II. (is)
1.door voortdurende wrijving of gebruik in sterkte enz. afnemen : de schoenen erg.
2. door de tijd zijn kracht verliezen : die smart, aandoening, neiging zal -.
