bw. [slecht 1 2]
1. alleen (maar): ik wilde u dit zeggen; indien gij gehoorzaamt; hij heeft het ten halve onderzocht; dat is een middel; de stem was de zijne niet. Syn. → alleen.
2. niet meer dan : er was tien man.
3. eenvoudig weg, zonder meer : beroep je op mij; jij hebt te bevelen.
4. maar : geef me dat -.