I ('slachtən) (slachtte, heeft geslacht) [slaan]
1.doden met het oog op het verkrijgen van het vlees: vee -; diere-, mensenoffers op een altaar Syn.→ afmaken.
2. op bloedige wijze doden : velen, door de oorlog geslacht.
3. doden met het oog op het uithalen van de honig ; bijen -.
II.slachten('slachtsn) (slachtte, heeft geslacht) [van het slag zijn van] Gew. gelijken : naar zijn moeder -.