Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 18-02-2020

Sjiek

betekenis & definitie

1 (sji:k)

A. bn. en bw. (-er, -st) [Fr. chic < Sp. klein, fijn]
1. Eig. modieus verfijnd, elegant, zwierig : een -e jas; een heertje; gekleed.
2. Metn. aanzienlijk, deftig : -e lui, kennissen; een huwelijk.
B. v. (-en)
I. Eig. het sjiek zijn : hij heeft de te pakken; slaan, alles in het werk stellen om in het bezit van sjiek te schijnen, patsen.

II. Metn. 1. iets dat van sjiek getuigt: dit is nu de laatste !

2. sjieke mensen, kringen : de Brusselse, Haagse -; de echte komt op zo'n vertoningen niet.

sjiek (tabakspruim)

(sji:k) v. (-eD) [Fr. chique d. i.]tabakspruim.

< >