('schrijvər) m. (-s; -tje)
I. [schrijven I 1]
1.Algm. hij die schrijfwerk verricht: een vlug, snel -.
2.sekretaris ; de van een vereniging.
II. [schrijven I 3]
1. Eig. hij die schrijft, auteur : wie is de van die brief; een beroemd Nederlands -; de (on)gewijde, klassieke -s.
2. Metn. werk(en) van een schrijver ; een lezen, verklaren.