Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 04-02-2020

schreeuwen

betekenis & definitie

('schre:wən) (schreeuwde, heeft geschreeuwd)

1. luid en doordringend roepen : om hulp -; een -de zuigeling ; alarm, wraak ; om een dier op te jagen; -de marktkramers; „ogenblikkelijk” schreeuwde hij; je moet zingen, niet -; voordat men geslagen wordt, zich beklagen over iets dat men nog slechts vreest. → hemel, mes, moord, oor, varken, wraak. Syn. → gieren.
2. luid lachen : is dat niet om te-?
3. een dierlijk geluid voortbrengen : -de ganzen, zwanen, raven; de pauw schreeuwt iedere avond vóór het roesten.
4. door te schreeuwen (1) in een bepaalde toestand komen : zich hees -.
5. misbaar maken, te keer gaan ; zij wel, maar zij doen niet veel.
6. sterk en hinderlijk afsteken : -de kleuren; dat tapijt schreeuwt tegen de rest.
7. Gew. schreien, huilen.