('schommel) (-en; -tje)
1. m. en v. Eig. speeltuig bestaande uit een aan touwen, kettingen enz. opgehangen plank of bak, waarop of waarin men plaats kan nemen en in een schommelende beweging komen : in een gaan zitten; Russische of Turkse -, kermisvermakelijkheid, bestaande uit vier bakken in een ruitvormig latwerk bevestigd en draaiende om een horizontale as.
2. v. Metf. gezette vrouw met schommelende gang.