Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 04-02-2020

schimmel

betekenis & definitie

(‘schimməl) m. (-s; -tje) [ schim , het schemerende]

I. Eig, wit- of groenachtige uitslag op organische stoffen die, in een vochtige omgeving, tot ontbinding overgaan : de bestaat uit mikroskopisch kleine zwammen; er de wel uit houden, er veel van eten, drinken zodat het niet beschimmelen kan. Syn. → kaam

II. Metn.

l.m een van de zwammetjes waaruit de schimmel bestaat.
2.m. paard met witachtig grauw haar dat aan de schimmelgroei doet denken : met zijn uitrijden.

< >