Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 04-02-2020

schilderen

betekenis & definitie

('schildərən) (schilderde, heeft geschilderd)

I. [bij de oude Germanen waren de schilden met kleuren versierd]
1. met een verflaag bestrijken : een huis, wagen -; die jas zit je als (aan ’t lijf) geschilderd, keurig netjes. Syn. verven.
2. met verf aanbrengen : geschilderde advertenties. → balk.
3. met verf een schone afbeelding, voorstelling scheppen : de kunstenaar is aan ’t in zijn atelier. Syn. → malen.
4. met verf afbeelden : een landschap, een persoon, een portret, ten gebeurtenis -. 5. het vak van schilder uitoefenen : hij heeft bij zijn vader leren -.
6. de kunst van schilderen uitoefenen : op doek, hout gaan -; op natte kalk of al fresko -; met olie-, sapwaterverf -; naar de natuur, naar het leven, naar het naakt model -.
7. voorstellen, afbeelden, voor de geest roepen met een fraaiheid en volledigheid die aan een schilderij doet denken : een toestand, karakter -; het -d woord. Syn. → afbeelden.
8.voorstellen : iemand, iets zwart -.