Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 04-02-2020

schijnen

betekenis & definitie

('schijnən) (scheen, heeft geschenen)

1. licht verspreiden: de zon scheen vriendelijk door de ruiten; hier en daar scheen een lantaarn; en het Licht schijnt in de duisternis. ➝ licht, maan, zon.
2. een bepaalde voorlopige indruk maken: hij scheen nu kalm; zij te slapen; een toeval dat van aard scheen om hem gelukkig te maken; de maan doet de voorwerpen anders dan zij zijn; naar, zo het schijnt; het schijnt dat of het schijnt mij dat het zo onjuist is.

Syn. ➝ dunken.

< >