('schi:t) o. (-en)
I. [schieten I 1]
1. opening waardoor men schiet: -en in een vesting, een ➝ burcht, een schip.
2. gat in iets geschoten: de -en in een schijf.
II. [schieten I 6] gat, opening waardoor men iets naar een lager gelegen plaats schiet.