('scha:rən) (schaarde, heeft geschaard)
1. bij elkander, tot een geheel opstellen, ordenen, rangschikken: een strijdmacht in slagorde -; zich om, rond iemand of iets -, om te verdedigen of te beschermen of iemand iets als middelpunt nemen; zich bij, naast, onder iemand, diens standpunt tot het zijne maken. ➝ banier, vaandel.
2. ieder gerechtigde zijn aandeel in het gebruik van land toewijzen.
3. in de gemene weide brengen: vee -.
4. Spreekt. schaarden.