('rokkən) o. (-s; -tje) [~ rok III]
1. Eig. stok aan het spinnewiel waaromheen men het te spinnen vlas of de wol bindt: het wordt als vrouwelijk attribuut tegenover het zwaard als mannelijk attribuut gesteld.
2. Metf. hoeveelheid vlas of wol op het rokken gewonnen : een (af)spinnen, ook Fig. wat.men ondernomen heeft vol voeren.