Wat is de betekenis van Rokken?

2024-04-25
Thesaurus voor Mode & Kostuums

Ensie (2018)

rokken

Bovenkledingstukken voor het onderlichaam, in verschillende lengtes vanaf de taille of heup. Ook het onderste gedeelte van een japon, jas of ander kledingstuk.

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Rokken

o. (-s),

2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

rokken

1. o. -s; stok boven aan het spinnewiel, waaromheen men het vlas of de wol bindt, dat of die men spinnen wil; 2. rokte, heeft gerokt; vlas op een spinrokken winden; fig. beramen; veroorzaken.

2024-04-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

rokken

('rokkən) o. (-s; -tje) [~ rok III] 1. Eig. stok aan het spinnewiel waaromheen men het te spinnen vlas of de wol bindt: het wordt als vrouwelijk attribuut tegenover het zwaard als mannelijk attribuut gesteld. 2. Metf. hoeveelheid vlas of wol op het rokken gewonnen : een (af)spinnen, ook Fig. wat.men ondernomen heeft vol voeren.

2024-04-25
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Rokken

o. (-s), 1. de stok aan een spinnewiel, waaromheen men het vlas windt dat men spinnen wil; 2. hoeveelheid vlas of wol die daarop gewonden is.

2024-04-25
Etymologisch Woordenboek

Amsterdam University Press (2024)

2024-04-25
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Rokken

Het begrip rokken heeft 2 verschillende betekenissen: 1. rokken - rokken - o. (-s), ROK, o. (-ken), werktuig waarom men het vlas windt dat men spinnen wil; vlas waarmee het rokken gevuld is. 2. rokken - rokken - (rokte, hoeft gerokt), vlas of wol op een spinrokken winden ; — (fig.) ontwerpen» schetsen : gelijk gij 't rokt, zult g...

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Rokken

Rokken, o. (-s), spintoestel. *-, bw. gel. (ik rokte, heb gerokt), vlas of wol op een spinrokken winden; (fig.) ontwerpen, schetsen. *-AAR, m., -STER, v. (-s), twiststoker, stokebrand, twist-stookster. *-EN, bw. gel. (ik rokkende, heb gerokkend), zie ROKKEN. -, kwaad stoken, berokkenen. *-SHOOFD, o. (-en), bovenste deel van een spinrokken. *-STO...