Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 04-02-2020

rijp

betekenis & definitie

I m. 1. bevroren dauw of mist: er valt -; in Zuidnederland is → rijm meer gebruikelijk dan -.

2. → rijm (I 2).

II v. (-en) Gew. rups.

III.

I. bn en bw. (-er, -st)
1. de volle wasdom hebbend, geschikt om geoogst of geplukt te worden : koren! -e appelen; vroeg -, vroeg rot, vroege boomvruchten rotten spoedig of die te vroeg van alles op de hoogte is, is vaak spoedig bedorven. → peer.
2. geschikt om bevrucht te worden : een ei.
3. voldragen: de -e moedervrucht.
4. huwbaar, manbaar : een -e maagd.
5. belegen, geschikt om gebruikt te worden : -e wijn, kaas.
6. gehard en geschikt voor bewerking : hout.
7. op het doorbreken staand : een gezwel.
8. tot ontwikkeling gekomen : -e arbeidskrachten; zijn vernuft.
9. ervaren, wijs, bezadigd : een man; -e raad; men wordt -er naarmate men ouder wordt; te vroeg -; - van geest, verstand, oordeel; een oordeel; -e bedaardheid.
10. volkomen overlegd, zorgvuldig doordacht: met, na beraad, overleg; overleggen, overwegen, zich beraden; ergens over denken; met, na -e overweging; met beleid; met, na -en rade.
11. gekenmerkt door volle ontwikkeling : in de -(er) e jaren; van. op -e leeftijd; in zijn -e jeugd; in de -e herfsttijd van Rubens’ talent.
12. geschikt voor een bepaald doel : de vesting was om stormenderhand te worden ingenomen: de uitvinding was voor de praktijk ; het volk toonde zich vovr opstand; een plan ter voltrekking -; die onderneming is (voor de uitvoering); de tijd is daarvoor nog niet -.

II. o. wat geschikt Is : - en onrijp lezen; - en groen, goed en slecht, alles door elkaar.

< >