(‘richəl) v.(-s; -tje) [~ regel]
1. Algm. dunne balk of lat.
2. Inz.
a. dikke plank in de koestal, waarop het vee met de achterpoten staat: thans is de- meestal gemetseld. → vee.
b. smalle plank : de van een bidstoel; een om aardewerk op te zetten.
c. uitstekende rand. lijst: de-van een lambrizering.