Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 13-02-2020

reizen

betekenis & definitie

(reisde, heeft en is gereisd)

1. een reis doen : naar Londen -; heen en weer -; per vliegtuig, per boot, per spoor, per tram, te voet -; voor zijn plezier, voor een handelshuis, op zijn ambacht, in stoffen -. → apostelpaarden, klooster, koop. oudvader.
2. vreemde landen bezoeken : van houden, reizend bn. op reis zijnd : een man; het publiek; een gezelschap.

< >