reizen
(1906) (Barg.) zoeken, loeren. 'Op iemand reizen': iemand opsporen om zich te wreken. • Reizen, loopen. Ze reizen op hem (ze lloopen op hem) (ze zoeken hem). (Köster Henke: De boeventaal. 1906) • Hij moest doorknoesten en ‘reizen’ op alles wat voor de hand viel. Hij moest inhalen en Neel weer op zijn hand krijgen. (Isra&...