('re:gən) m. (-s ;-tje) [~ Lat.rigare, bewateren]
I. Eig. water dat in druppels uit de dampkring neervalt: wanneer de waterdamp in de lucht afkoelt, verdicht hij zich of kondenseert hij tot -; in 1930 beproefde de Nederlander Veraart tevergeefs kunstmatig te verwekken door met vliegtuigen ijs op wolken te schudden en ze aldus af te koelen; een doordringende, hevige, zachte -; er komt -, de valt in stromen neer; een stort-; in de lopen; de schuwen en in de sloot vallen of van de in de drop komen, van kwaad tot erger vervallen ; nakomt zonneschijn, voorspoed volgt op tegenspoed, na lijden komt verblijden.
II. Metn. regenbui, -vlaag : aanhoudende -s dreigen de oogst te bederven. III. Metf.
1. [van I] wat als regen neerkomt: een as-.
2. [van II] grote hoeveelheid: een van bloemen, kogels, ridderorden, telegrammen.