Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 13-02-2020

regel

betekenis & definitie

(‘re:gəl) m. (-en, -s; -tje) [Lat. regula]

I. Eig. lat
1. Veroud. liniaal : met een lijnen trekken.
2.verbindingsstuk tussen de stijlen van een → deur.

II. Metn.

1. [met een regel (I 1), liniaal getrokken] lijn waarop geschreven wordt : op een nieuwe beginnen.
2. reeks woorden (op een regel) naast elkander geschreven of gedrukt : er staan 60 -s op die bladzijde; hier is een uitgevallen; enkele -s overslaan.

Gez. een -tje of wat, een paar -s schrijven, een klein briefje; iets tussen de -s (door) lezen, iets dat niet uitdrukkelijk in een schrijven staat uitgedrukt, uit de inhoud of toon ervan opmaken ; wat in die -en vervat is, wat in die brief, in dat geschrift staat. III. Metf. [van II]

1.datgene waarnaar men zich richt nl. wat gewoonlijk geschiedt: dat is zo de -; geen zonder uitzondering; de uitzonderingen bevestigen de -; daar heerst geen -, daar is geen orde; dat is tegen de -, tegen de gewone gang van zaken; de -s hebben, de menstruatie; het is een vaste -, het gebruik; in de -, gewoonlijk.
2. richtsnoer, grondslag: iets tot -nemen; een toepassen, voorschrijven; een gulden -.
3. bepaling waarnaar men zich richt: de -s van de spelling, de wellevendheid, het kaartspel; kettingregel; van drieën -, rekenkundige regel die leert een onbekende grootheid uit drie bekende door middel van een evenredigheid af te leiden. Syn. → beginsel.
4.geheel van voorschriften van een kloosterorde of kongregati e: de -onderhouden; in, van de-(van de H.→Franciscus) zijn, in, van de Derde Orde.