(’ra:mən) (raamde, heeft geraamd) [Lat. reri, oordelen]
1. naar een afgemeten richting bepalen, mikken: hij raamde te kort en sprong in de gracht.
2. gissen: kun je niet hoe dat is?
3. begroten, maar onbepaalder: de kosten worden op twee miljoen geraamd.
Syn. ➝ begroten.