Wat is de betekenis van ramen?

2023-03-29
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

ramen

ramen - regelmatig werkwoord uitspraak: ra-men 1. zeggen wat het ongeveer is ♢ kunt u ramen wat de kosten zullen zijn? Regelmatig werkwoord: ra-men ik raam jij/u raamt ...

Lees verder
2023-03-29
De vreemde woorden.
woordenboek

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Ramen

(Barg.) ogen; iets in de ramen hebben: iets op het oog hebben.

2023-03-29
Eerste Medisch Systematische Ingerichte Encyclopedie

Uitgeversmaatschappij A. Manteau N.V. (1954)

Ramen

inrichting voor de ventilatie* van werken woonruimten. zie ook airconditioning.

2023-03-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Ramen

v., roaije, rûz(j)e, bigreatsje, skatte.

2023-03-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Ramen

(raamde, heeft geraamd), 1. (nog gew.) op een doel richten, mikken; — (bij het bolspel) zijn bol zulk een kringelende loop geven, dat hij de in de weg liggende hindernissen vermijdt: hij kan goed ramen, het is een eerste bolder; 2. (nog gew.) iets voor elkaar brengen: ik had gedacht, dat ik het nog wel geraamd hebben zou,...

Lees verder
2023-03-29
Boevenjargon

Professor Henry Roskam (1949)

ramen

ogen. Hij heeft het in de ramen, in de gaten, in de smiesen, in de kijkert.

2023-03-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

ramen

raamde, h. geraamd (vero.: mikken; thans: begroten, schatten): de kosten ramen.

2023-03-29
Jozef Verschueren

Jozef Verschueren (1930)

ramen

(’ra:mən) (raamde, heeft geraamd) [Lat. reri, oordelen] 1. naar een afgemeten richting bepalen, mikken: hij raamde te kort en sprong in de gracht. 2. gissen: kun je niet hoe dat is? 3. begroten, maar onbepaalder: de kosten worden op twee miljoen geraamd. Syn. ➝ begroten.

Lees verder
2023-03-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

ramen

(raamde, heeft geraamd), 1. mikken; 2. schatten, begroten: de raad raamde voor dat jaar een uitgave van f 1 mln.; ook met het uit te voeren werk enz. als voorwerp: men raamt het gebouw op f 15 mln.; 3. een sprong nemen, een opzwaai maken naar een doel: hij raamde te kort.

Lees verder
2023-03-29
Vreemde woorden woordenboek

Fokko Bos (1914)

ramen

ramen - o. mv. (argot), oogen;,,iets in de ramen hebben”:iets op ’t oog hebben.

2023-03-29
Keur van Nederlandsche woordafleidingen

J.Pluim (1911)

Ramen

(de kosten ramen), afl. op m van een Voorgerm. wt. re = meenen, denken, gelooven, oordeelen. — Beramen is dus : bedenken.

2023-03-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Ramen

RAMEN (raamde, heeft geraamd), naar eene afgemeten richting bepalen, mikken : hij raamde te kort en sprong in de sloot; hij raamde al om mij te slaan, doch ik sprong vlug ter zijde; — (bij het bolspel) zijn bol zulk een kringelenden loop geven, dat hij de in den weg liggende hindernissen vermijdt: hij kan goed ramen, het is een eerste bolder;...

Lees verder
2023-03-29
Handwoordenboek van Nederlandsche synoniemen

J.V. Hendriks (1898)

Ramen

zie Begrooten.

2023-03-29
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Ramen

Ramen, bw. gel. (ik raamde, heb geraamd), naar eene afgemetene rigting bepalen, mikken; gissen; berekenen (onkosten, uitgaven en inkomsten), schatten; raadplegen, overleggen. *...MING, v. (-en), overleg; berekening, begrooting; het mikken, gissen.

Lees verder