Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 13-02-2020

purper

betekenis & definitie

(‘purpər)

A. o. [Lat. purpura, purperslak]
I. Eig. paarsrode verfstof uit de purperslak verkregen: werd vroeger gebezigd tot het verven van wollen stoffen.

II. Metn.

1. die kleur: is het teken van de purperregen

bisschoppelijke waardigheid.

2. purperkleurige stof, gewaad: zich in kleden; het ontvangen, bisschop, prelaat worden; met het omhanden zijn, bisschop, prelaat zijn.
B. bn. en bw. purperkleurig.

< >