Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 13-02-2020

positie

betekenis & definitie

(po'zi:si) v. (-s)

A. [poseren I]
I. Eig. plaats van een persoon of zaak: de van de vijand, van een oorlogsschip.

II. Metf.

1.
a. Algm. toestand, gesteldheid, staat: in ongunstige verkeren.
b. Inz. toestand van zwangerschap: in zijn.
2. plaats ten opzichte van zijn medemensen: iemands maatschappelijke -.
3. ambt. betrekking: hij heeft een goede -.
B. [poseren II]
I. Eig. houding, stand van het lichaam: zich in stellen om te dansen, te schermen.

II. Metf.

1. innerlijke positie tegenover een kwestie enz.: nemen, zijn houding bepalen, partij kiezen.
2. standpunt: van zijn gerekend.

< >