(poli'ti:k) [Fr. < Lat. politicus]
I. bn. en bw. (-er, -st)
1. Veroud. burgerlijk, wereldlijk, nog in de uitdr. : in [nl. politieke kleren], in burger(kleding).
2.
a. Eig. staatkundig : gesproken,
b. sluw, loos : handelen.
II. v.
1. Eig. staatkunde, staatswetenschap : aan doen; binnenlandse -; buitenlandse of hoae -.
2. Metf. sluwheid, loosheid.