I. v. (pluizen; -je)
1. vlok, haartje, vezeltje: die matras geeft -jes af.
2. bloei van het riet: het riet staat in de -.
II. o. geplozen touw, werk: met scheepsnaden stoppen.
III. bn. en bw.
1. behoorlijk, zoals het hoort: hij is niet -, is ongesteld of deugt niet.
2. in orde, veilig: het is daar niet -.