Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 13-02-2020

plantsoen

betekenis & definitie

(plant'soen) o. (-en; -tje) [Fr. plangon, stek. poot]

I. Eig. Veroud. loot, poot.

II. Metn.

1. jonge bomen uit stekken of zaad gewonnen: aankweek van -; het is fel gegroeid.
2. met bomen beplant terrein inz. openbare tuin: een aanleggen op de plaats van de vestingwallen; in het gaan spelen.

< >