(pa'tro:n) m. (patronen, -s; -tje) [Fr. < Lat. patronus < pater, vader]
I. Eig.
1. hij die beschermt, verdedigt nl.
a. in Oud-Rome, beschermer van zijn kliënten : de Romein, die een slaaf vrijliet, bleef diens-.
b. beschermer van een ontslagen krankzinnige, vrijgelaten gevangene enz. : zijn waakt over hem.
c. beschermheer : hij is van de nieuwe stichting.
d. verdediger, voorstander, bevorderaar : hij treedt op als de der socialistische denkbeelden.
e. beschermheilige : de H. Jozef is de van de timmerlieden.
f. m. (-s) eigenaar van een bedrijf of handelszaak: de werkt met zijn ondergeschikten mee. Syn. ➝ baas.
2. Uitbr. vreemd, wonderbaar man : dat is me een ! -
II. (patronen; -tje) Metn.
1.
a. (eert. m.) o. Algm. voorbeeld, model waarnaar men zich richt: Veroud. een van een godvruchtig leven; de patronen, waarnaar geweven wordt; een naborduren; papieren patronen, waarnaar de stof voor kledingstukken geknipt wordt.
b. v. Inz.
a. [als model dienend] metalen kokertje met buskruitlading en kogel : een geweer met patronen laden; de ging niet af, weigerde. Gez. losse -, alleen met kruit geladen; scherpe -, met kruit en kogel; zijn laatste of al zijn patronen verschieten, ook Fig. zijn laatste krachten uitputten, zodat men zich niet meer verdedigen kan. Syn. kardoes.
b. Uitbr. dergelijk kokertje met andere stof : kalipatroon.
2. o. Uitbr. dekoratieve tekening in of op iets aangebracht : het van een behangsel, van een tafellaken, van de tichels; een deftig, druk, eenvoudig, gedekt, gebloemd, gekeperd, ouderwets, stemmig, stijf, stil, woelig een aardig, leuk -tje.
III. Metf. [van II 2] tekening op voorwerpen uit de natuur : de vleugels van de vlinders vertonen eigenaardige patronen.