Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 13-02-2020

pater

betekenis & definitie

('pa:tәr) m. (-s; -tje) [Lat. vader] ordesgeestelijke, vooral die priester is: de -s van het karmelietenklooster; de -s van Affligem; de -s benediktijnen; men stelt zich de -s dikwijls als welgedaan en goedgevoed voor. Gez. een goedleven of -tje goedleven, iemand die een goed, gemakkelijk leven heeft; een -tje langs de kant, begin van een liedje bij een bekende reidans of die reidans; het is voor - en mater, en niet voor het gehele konvent, dat is voor u te duur, te hoog, te geleerd; gardiaan, overste van een franciskanenklooster; rektor, overste van een jezuïetenklooster. ➝ patres.

< >