Wat is de betekenis van partij?

2023-12-06
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2023)

partij

1) (1979) (oorspr. jeugd) ter versterking: erg, in hoge mate. Bijv. een partij link. • een partij treurig - als niet zo'n beetje treurig. Leiden. (NRC Handelsblad, 10/03/1979, over jeugdtaal) • Ik ga nu naar dat oubollige bruine toneelartiestencafé hiernaast teneinde een goudgele rakker te vatten, een licht alcoholische versnaperi...

2023-12-06
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

partij

partij - zelfstandig naamwoord uitspraak: par-tij 1. bijeenkomst van mensen die iets vieren ♢ ben je niet uitgenodigd voor dat partijtje? 2. groep mensen met dezelfde ideeën of belangen ♢ hij is...


Direct alle 20 resultaten bekijken?

Word vriend van Ensie!

2023-12-06
Bridge Opzoekboek

drs. Toine van Hoof (2017)

partij

paar

2023-12-06
Woordenboek van het Kadaster

Kadaster (2017)

Partij

Een Partij is degene die betrokken is bij een meerzijdige rechtshandeling.

2023-12-06
Golfsportwoordenboek

Jan Luitzen (2009)

partij

(de; -en) 1 SP; vaak verkleinv. - spel dat door twee of meer personen wordt gespeeld. 2 (de golfregels) - één speler, of twee of meer spelers die partners zijn, syn. side. → groep, match

2023-12-06
Woordenboek van Eufemismen

Marc de Coster (2004)

partij

Schaamdeel, mannelijk lid. ‘Een kanker aan de partie’, lezen pekelharry we in het ‘Westvlaamsch Idioticon’ van De Bo. Thans verouderd.

2023-12-06
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

partij

zie burgerlijk.

2023-12-06
Lexicon voor de kunstvakken

Wouter van Boesschoten, Wieneke van Breukelen, Ton Konings m.m.v Henriette Coppens, Eefje Lonis, Jos van Waterschoot & Simon Wienke (2002)

partij

Een partij is muziek voor een speciale stem of instrument; een muziekstuk bestaat uit één of meerdere partijen, bijv. een melodiepartij, een tweede stem of een baspartij; in een orkest heeft iedere muzikant een eigen partij; in de partituur staan alle partijen onder elkaar genoteerd.

2023-12-06
Woordenboek Nederlandse termen van Bibliotheek en documentaire informatie

dr. P.J. van Swigchem en E.J. Slot (1990)

partij

1. afzonderlijk notenbeeld van wat een instrumentalist of vocalist bij een meerstemmige compositie ten gehore brengt. 2. het fysieke document waarin het onder 1. genoemde is vervat.

2023-12-06
Van aalmoes tot zwijntjesjager

Dr. E. Schröder (1980)

Partij

Het Latijnse werkwoord partiri betekent: verdelen. Daarvan komt het Franse partir dat bijvoorbeeld betekent: vertrekken, afgaan (van een schot), ergens uit komen, maar ook: verdelen. Het zelfstandige naamwoord parti, waarvan ons woord partij komt, heeft ook vele betekenissen, in de eerste plaats die van: politieke groep; daarna ook: besluit, troep,...

2023-12-06
Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

partij

(de, -en), (ook:) vriend, makker. Partij, laten we een sopi gaan drinken. - Etym.: Het sluit aan bij AN p. als gebr. voor personen die met elkaar een verbintenis aangaan (bijv. ‘contracterende partijen’). Er zit ook in 'iemand van mijn partij’. In het E kan ‘party; in platte en schertsende taal ook betr. hebben op een p...

2023-12-06
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Partij

s., partij; voor iem.kiezen, immen foarstean, meifalle; geenkiezen, der tusken troch sile.

2023-12-06
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Partij

(<Er.), v. (-en), 1. deel, gedeelte: de 35 planten werden in zeven partijtjes, elk van 5 stuks verdeeld ; 2. (veroud.) lichaamsdeel; — (thans nog) schaamdeel, inz. mannelijk lid: de partijen van een haas ; 3. afgedeeld stuk land: ik heb daar een paar partijen tarwe ; 4. een bepaald gedeelte van iets, op zichzelf beschouwd : het marmer, da...

2023-12-06
Boevenjargon

Professor Henry Roskam (1949)

partij

(z.h.) bij de partij brengen, de te verhandelen partij goederen aan de koper tonen.

2023-12-06
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

partij

v. partijen, partijtje (Fr. partie [Lat. partita]: 1 gedeelte van iets; muz. gedeelte, door een bepaalde stem of instrument uitgevoerd bij samenspel; 2 een groter of kleiner aantal personen; zekere onbepaalde hoeveelheid; 3 een aantal personen, toevallig bijeen zijnde; 4 de gezamenlijke personen, die iems. aanhang vormen; 5 een groep van personen,...

2023-12-06
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Partij

noemt men bij een overeenkomst degenen, die die overeenkomst hebben aangegaan. In een proces verstaat men eronder de personen, die als eischer of verweerder of door voeging, tusschenkomst of oproeping in vrijwaring bij dat proces zijn betrokken. Als voor dengene, wiens rechten of verplichtingen in het geding zijn, een ander optreedt, dan onderschei...

2023-12-06
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

partij

(par'tij) v. (-en; -tje) [Fr. partie < Lat. pars, partis. deel] I. Eig. 1. A. Algm. gedeelte, deel van iets : een boom in vijf -en gezaagd; bij -en. B, Inz. a. uitgestrektheid lands : een bouwland verkopen, huren. b. onderdeel van een landschap : er zijn charmante -en in deze bosstreek. c. onderdeel van een schilderij, tekening enz. :...

2023-12-06
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

partij

[Fr.], v. (-en), 1. deel, gedeelte: de 35planten werden in zeven partijen, elk van vijf stuks verdeeld; een bospartij, onderdeel van een landschap; ik heb daar een paar partijen tarwe, stukken land, met tarwe beplant; een schilderij met afwisselend donkere en lichte partijen; 2. (muziek) gedeelte dat door een bepaalde stem of een bepaald instrumen...

2023-12-06
Handelslexicon

J. Hagers (1910)

Partij

Partij - een zeker, meestal vrij aanzienlijke hoeveelheid goederen of waren, door hun aard en qualiteit bij elkaar behoorende. Ook: persoon in een contract of geding, ook: oude benaming voor post in de boeken.

2023-12-06
Vivat's Geïllustreerde Encyclopedie

J. Kramer (1908)

Partij

rechtsterm: elk der tegenover elkaar staande personen of vereenigingen van personen die elkander iets betwisten; in de politiek: groep van personen die naar dezelfde beginselen voor een gelijk doel strijden.