(pa'ra:də) v. (-s; -tje)
A. [< pareren 1]
I. Eig. uiterlijk vertoon om te pronken : maken met iets.
II. Metn.
1. a. Algm. paraderende mensen : in de grote winkelstraat kan men vooral ’s zondags de —
gadeslaan, b. Inz. paraderende troepen, wapenschouwing : een houden op ’s Konings naamfeest; de koning neemt de af; grote en klein garnizoen -, groot vertoon zonder degelijk bezit of zonder veel zaaks.
2.plaats, plein waar een parade (1 b) gehouden wordt: hij woont aan de -.
B. [ < pareren 2] Schermk. het afweren van een stoot : enige -s maken.