(pal'jas) m. (-sen; -je) [Fr. < paille, stro]
I. Eig.
1. strozak : op een op de grond slapen.
2. Bepk. stro : languit liggen de paarden uitgestrekt op de -.
II. Metn. [van I 2]
1. [oorspr. met stro opgetuigde] hansworst: een- in zijn bonte kleuren.
2. Uitbr. kunstenmaker, gek : ’t is een -, men kan hem niet ernstig nemen.