I (paizjə) (-s) m.[Fr. < Mlat. pagius msch.<Gr. paidion, knaapje]
1. knaap als persoonlijk dienaar verbonden aan een persoon van hoge rang : de ridder en zijn -; achter Sinterklaas ging zijn -.
2. uitbr. a. hofjonker : kamerdienaars en -s. b. edelknaap, erejonker : twee kleine -s openden de stoet. 3. sleepdrager.
II page (‘pa:zjə) v. (-s)[Fr.< Lat. pagina] bladzijde.