1. ('o:vər) m. (-en) weg over een andere heen inz. over de spoorweg : bij de -en van de spoorwegen zijn sluitbomen of -hekken geplaatst; afgesloten, (onbewaakte -.)
2.(‘wech) bw. alleen in uitdrukkingen : met iemand kunnen, kunnen omgaan; met iets- kunnen, het behoorlijk kunnen gebruiken.