I. ('o:vər) (stemde over, heeft overgestemd) opnieuw stemmen.
II. ('stemmən) (overstemde, heeft overstemd)
1. overschreeuwen : een lawaai dat alle andere geluiden overstemde.
2. er de overhand op krijgen, overtreffen : een fijne glimlach die de ernst niet overstemde.
3. door meerderheid van stemmen de overhand krijgen : de linksen overstemden de rechtsen; overstemd worden, in de minderheid blijven, zijn wensen enz. niet kunnen doordrijven.