(o:vər'spanning) v. (-en)
1. [overspannen II1] deel van een brug tussen twee pijlers die een dal, een rivier enz. overspant.
2. [overspannen II 51 het (zich) overspannen : aan- lijden.
3. [overspannen III 3] het behept zijn met een overspannen gemoed, dweepzucht.