('o:vərheit) v. (...heden)
I. Eig, gezag, (regerings)macht : elkaar de betwisten; in gesteld
II. Metn.
1. lichaam waaraan het gezag is toevertrouwd : de geestelijke, kerkelijke -; de wereldlijke, burgerlijke -; de militaire de hoge, hoogste -.
2. o v e r heden, gezamenlijke machthebbende personen, de wettige ...heden.