(oran'zjist) m. (-en)
I. Eig. aanhanger van een der Oranjes of van hun partij nl.
1. aanhanger van de Oranjepartij in de Republiek der Verenigde Nederlanden, vooral in de Patriottentijd.
2. vriend van het Huis van Oranje tijdens en na de Belgische Opstand van 1830 : de -en te Gent waren daarom nog geen Vlaamsgezinden. → Metdepenningen.
3. [koning Willem III van Oranje] Eert. aanhanger van de Engelse protestantse partij in Ierland gevormd ter bestrijding van de katolieken.
II. Metf. [van I 3] aanhanger van de Engelse protestantse partij in Ulster gevormd ter bestrijding van de door de Ieren geëiste zelfstandigheid.