Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 13-02-2020

opvoedkunde

betekenis & definitie

('op) v. (-n)

1. Eig. leer en kunst van de opvoeding.
2. Metn. boek daarover. -

Syn. pedagogie, pedagogiek.

Geschiedenis.

a. Uit de oudheid komen vooral in aanmerking Griekenland en Rome. In Griekenland waren er twee belangrijke centra van opvoeding: Sparta en Athene. Sparta, gedurig door vijanden omringd, voedde zijn jeugd op ter verdediging van de staat. Athene hechtte meer belang aan intellektuele en algemeen menselijke ontwikkeling. De jonge Atheners leerden wat lezen en schrijven en SOLOON verplichtte de burgers hun kinderen in de gymnastiek en de muziek d.i. lichamelijke en geestelijke kultuur, te laten onderrichten. In de bloeitijd onder PERIKLES, kwamen daarbij wijsbegeerte, logika, wis- en staatkunde, die door speciale leraren (sofisten) werden onderwezen. Tegen deze al te eenzijdig redekundige opvoeding van de sofisten kwam SoKRATES op die aan de etische kultuur meer belang zocht te geven. PLATOON en zijn leerling ARISTOTELES behandelden voor het eerst teoretische opvoedkundige vraagstukken. Te Rome kregen de kinderen oorspronkelijk een eenvoudige praktische huiselijke opvoeding om ze tot goede staatsburgers te vormen. Reeds vóór het klassieke tijdperk ontstonden scholen voor jongens en meisjes waar lees-, schrijf- en rekenonderricht gegeven werd. De hogere kultuur werd door leraren uit Griekenland overgebracht. Teoretici van het vak zijn hier CICERO, SENECA en vooral QUINTILLIANUS.
b. De middeleeuwen zijn het tijdperk van de kristelijke opvoeding. Eerst werden katechismusscholen, later scholen voor godsdienstleraars en zelfs enige seminariën door bisschoppen gesticht. De kloosterorden, het eerst van al de benediktijnen, namen het geven van onderwijs op zich. Latijn was de algemene schooltaal. KAREL DE GROTE stichtte de domscholen voor de verspreiding van het volksonderwijs. Na de kruistochten, waardoor het westen in aanraking kwam met de Arabische wetenschap van het oosten, ontstonden de universiteiten van Parijs (1150), Oxford (1206), Napels (1224) enz. In het midden van de XIVde eeuw stichtte Geert GROOTE te Deventer de Broeders van het Gemene Leven, die met hun volksonderwijs grote bijval hadden in de Nederlanden en in Duitsland. THOMAS A KEMPIS is een van de hunnen. ERASMUS was hun leerling, en STURM vatte bij hen te Luik het denkbeeld op voor zijn Straatsburgs gymnasium.
c. Het humanisme heeft op de opvoedkunde grote invloed gehad. In de XVIde eeuw kan men vier stromingen onderscheiden: de geleerde met ERASMUS en VIVES, de wijsgerige met RABELAIS en MONTAIGNE, de protestantse met LUTHER, MELANCHTHON en STURM, de katolieke met de jezuïeten. Overal worden de oude talen beschouwd als grondslag van de kultuur en, behalve in de volksscholen, is de moedertaal bijzaak. Het eigenlijk hoger middelbaar onderwijs dagtekent uit deze eeuw. In de XVIIde eeuw zijn als vooraanstaande figuren te noemen RADTKE, COMENIUS, RATICHTUS, FRANCKE in Duitsland; LOCKE in Engeland; BOSSUET, FÉNELON, ROLLIN, JOANNES BAPTISTA DE LA SALLE, de stichter der Broeders van de kristelijke scholen, Mme de MAINTENON, de kring van Port-Royal, in Frankrijk. Volksonderricht, moedertaal, aanschouwelijk onderwijs, onderricht van de meisjes, handwerk en vorming van onderwijskrachten komen nu meer tot hun recht. Ook aan de didaktiek wordt meer belang gehecht.
d. Reeds in de XVIIIde en nog meer in de XIXde eeuw staat de opvoeding niet langer onder de invloed van godsdienstige levensbeschouwingen en wil ze zich losrukken van het verleden. J. J. ROUSSEAU bouwt zijn stelsel op de natuur. Zijn invloed ondergaan BASEDOW, KANT, PESTALOZZI die zich zeer verdienstelijk maakte voor het volksonderwijs. PESTALOZZI’S leerling, FRÖBEL, stichtte de kindertuinen. Ook DIESTERWEG, de Duitse PESTALOZZI, HERBART, JACOTOT, DUPANLOUP, SPENCER, JAMES zijn vooraanstaande pedadogen uit de XIXde eeuw. Deze eeuw geeft aan de pedagogiek een demokratische, wetenschappelijke richting. Ze streeft naar alzijdige vorming van de jeugd, hecht meer waarde aan de kennis van de natuur, aan lichamelijke oefeningen en estetische kultuur, beoefent met voorliefde de proefondervindelijke opvoedkunde, maar ondergaat tevens de invloed van alle mogelijke positivistische, evolutionistische en materialistische denkbeelden. Onder de moderne pedagogen zijn te noemen: NATORP, KERSCHENSTEINER, WILLMANN, PAUISEN, TolSCHER, REIN, LANGBEHN, FOERSTER in Duitsland; PAYOT, DE COUBERTIN, CRAPARÈDE in Frankrijk; MONTESSORI in Italië; DEWEY in Noord-Amerika; LIGTHART, CASIMIR, GUNNING, KOHNSTAMM, ROELS, ROMBOUTS in Nederland; DE HOVRE in Vlaanderen.

< >