(deed, deden open; heeft opengedaan)
1. openmaken: een raam, een boek -; na tien uur wordt niet meer opengedaan, wordt men niet meer binnengelaten; zijn hand -, ook Fig. mild geven. ➝ boek, deur, mond, oor.
Syn. ➝ ontsluiten.
2. zich -. Dicht. zich aan het oog vertonen, verschijnen.