Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 13-02-2020

oost

betekenis & definitie

(o:st)

I. bw.
1. uit het oosten : de wind waait, is, blijft ten zuiden.
2. in de richting van, naar het oosten : nu -, dan west varen, zeilen; de wind loopt -; ten noorden, ten zuiden; recht -; (zich) strekken, zich in oostelijke richting uitstrekken; -, west, thuis best, men moge de gehele wereld doorkruist hebben en het goed gehad hebben, thuis is het het best.

II. v.

1. Eig. oosten : en nu rijst uit het de gouden zon; schatten uit - en west aanvoeren; om de -, in oostelijke richting; weten waar ligt; op de hoogte zijn, er alles van weten.
2. Oost v.Metn. Eert.(Nederlandse)Oostindische bezittingen : op de varen; hij heeft in de fortuin gemaakt. Gez. de Grote -, de -Molukken met Banda; in de -geweest zijn, in het Nederlands Oostindisch leger gediend hebben; naar de -gaan, ook Fig. dienst nemen bij het Nederlands Oostindisch leger. Tgst. west.

< >