Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 13-02-2020

ooievaar

betekenis & definitie

('o:iəva:r) m. (...varen; –s; –tje) [ooie, (klein)ood, schat + vaar < baren ~ Lat. ferre, dragen] witte, steltpotige waadvogel met lange, rechte hals, rode snavel en poten en zwarte vleugeluiteinden (Ciconia ciconia) : de – werd bij de oude Germanen als heilig vereerd; (lange) benen hebben als een –; een – maakt nog geen zomer; eten als een –, een slokop zijn; naar de – kijken, luieren. →: been (I 2 a).

< >