(ont'fangən) (ontving, heeft ontvangen)
1.- krijgen, zonder het bijdenkbeeld van werkdadigə tussenkomst : het -d (telegraafkantoor, station; het is zaliger te geven dan te -; onderwijs, een opleiding, een opvoeding -; een naam -; bewijzen, blijken van iets -; een indruk van iets -; de (laatste) HE. Sakramenten -. Syn. → aannemen.
2. geld in bezit nemen : van N.-de som van ... Syn. → beuren.
3. aftrek vinden : zijn boek werd goed -.
4. tot zich toelaten ; bezoekers -; iemand met open armen -. → hond.
5. bezoek wachten ; mevrouw ontvangt vandaag niet, zij heeft belet.
6. bevrucht worden : Maria werd van de H. Geest -.