(ont'sla:n) (ontsloeg, heeft ontslagen)
1. ontheffen : iemand van een taak van rechtsvervolging ontslagen.
2. door eigen macht bevrijden : iemand uit de gevangenis -. Syn. → bevrijden.
3. de dienst, de betrekking opzeggen : een knecht, een ambtenaar uit zijn bediening -. Syn. → afdanken.