(on'no:zəl) bn. en bw. (-er, -st) [Veroud. nozel, boos]
1. onschuldig, zonder boosheid : nog een kind; leven.
2. licht te bedriegen : een -e bloed.
3. onervaren, belachelijk : een figuur maken.
4. zonder gezond verstand : hij is wat -. →Jozef van Egypte. Syn. → dom.
5. onbeduidend : een beetje.