(’om) (zwaaide om, heeft en is omgezwaaid)
1. Eig. met een zwaai doen keren : een rijtuig -.
2. Metn. met een zwaai keren ; bij het veranderen
van de stroom, zwaaide het schip om.
3. Metf. van richting veranderen : naar een ander studievak -.
ܘ ontzwenken (’om) (zwenkte om, heeft en is omgezwenkt)
1. Eig. met een zwenk omwenden : zijn paard -; een hoek -.
2. Metn. zich omwenden : de voorrijder zwenkte om.
3. Metf. in handelwijze enz. van richting veranderen : met het keren der fortuin, zwenkten de vrienden om.