('om) (werkte om, heeft omgewerkt)
1. door bewerken tot iets anders maken: bos tot bouwland -.
2. door bewerken tot iets anders vervormen: een gedicht, opstel, boek -.
3. onderstboven werken, omploegen: een akker -.
4. door elkander werken: graan om broeiing te voorkomen.