(‘om) (wentelde om, omgewenteld)
I. (heeft)
1. in de rondte wentelen: een rad -.
2. door wentelen in een andere stand brengen: brood in de oven -.
3. zich -, om een as draaien: de snelheid waarmede de aarde zich omwentelt.
II. (heeft en is)
1. zich wentelend in de rondte bewegen: het van een rad, van de aarde.
2. als in wentelende beweging, in onafgebroken opvolging en steeds wisselend voortlopen.