('om) m. (-en: -je)
1. Eig. weg die om, langer is: een maken, nemen; ergens door, langs een komen.
2. omwegen Metf. woorden die niet rechtstreeks op de zaak afgaan: iets zonder -en bekennen, eisen, mededelen, verklaren, vragen, zeggen, op het doel af, openhartig, rechtuit.